Ronse - De Vrijheid Fase 2
In het centrum van Ronse werd in 2018 en 2019 het gebied rond de Kleine Markt heraangelegd. Dit stadsdeel is het hart van de Vrijheid, een historisch kwartier dat teruggaat op een middeleeuwse heerlijkheid. Volgens de traditionele overlevering is deze terug te voeren tot de stichting van een religieuze nederzetting in de 7de eeuw n. Chr. door Amandus. De komst van de relieken van Sint-Hermes, patroonheilige van de geesteszieken, naar Ronse zorgde ervoor dat de Vrijheid vanaf de 10de eeuw tot een bedevaartsoord uitgroeide met een stedelijke kern rond de Kleine Markt.
De historische en archeologische bronnen tonen zonder meer het grote belang aan van dit deel van Ronse, niet alleen voor de middeleeuwse periode maar ook voor eerdere tijdvakken. De opgravingen kunnen nieuwe inzichten bieden in de algemene ontwikkeling van de Vrijheid sinds de late middeleeuwen (13e-15e eeuw). Gezien de ligging van het projectgebied in de kern van de Vrijheid is het daarenboven de verwachting dat ook sporen uit de vroege en volle middeleeuwen (7e-12e eeuw) tevoorschijn komen. Dit opent uiteraard mogelijkheden om het ontstaan en de evolutie van de Vrijheid en de voorgaande occupatie (religieuze nederzetting?) beter te begrijpen.
De heraanleg van het projectgebied en de rioleringswerken gebeuren in verschillende fases en hebben een aanzienlijke impact op het archeologisch erfgoed in de Vrijheid. In overleg met het stadsbestuur is gekozen om vóór de eigenlijke werken een onderzoek op te starten en de aanwezige archeologische waarden in kaart te brengen. Naar aanleiding van de resultaten van het vooronderzoek zijn een aantal maatregelen genomen om de weerslag van de werken op het bodemarchief te beperken en dit zoveel mogelijk in situ te bewaren. Voor een deel van de archeologische sporen binnen het projectgebied kan dit echter niet, deze zullen worden opgegraven. Op 8 februari 2018 startte de opgraving in de zone rondom de Kleine Markt.
Bedevaartsinsigne van Sint-Hermes en Sint-Cornelius
In de eerste sleuf op het Kaatsspelplein vlakbij de Sint-Hermesbasiliek ontdekten de archeologen meteen enkele straatniveaus uit de late middeleeuwen (15e-16e eeuw). Het wegdek bouwde men op uit een laag van voornamelijk lokale ijzerzandsteen. Op een bepaald moment geraakte het wegdek in slechte staat en legde men daarboven een nieuw straatniveau aan, opnieuw met ijzerzandstenen.
De vondsten getuigen van veel passage ter hoogte van de Sint-Hermesbasiliek en de Kleine Markt. Zo vonden de archeologen tussen de stenen van het wegdek verschillende ‘verloren’ voorwerpen terug, waarvan één meteen in het oog sprong. Het gaat om een metalen hangertje waarop langs beide zijden figuren te herkennen zijn. De ene zijde toont de beeltenis van Sint-Cornelius en de andere zijde die van Sint-Hermes. Beiden zijn goed herkenbaar door hun typische attributen. Het voorwerp lijkt platgedrukt en kon mogelijk iets bevatten. Misschien gaat het wel om een reliekhoudertje. De relieken van beide heiligen zijn bewaard in de Sint-Hermesbasiliek en werden er door pelgrims sinds de middeleeuwen bezocht en vereerd. Waarschijnlijk is een van deze pelgrims zijn bedevaartsouvenir tussen de stenen kwijtgespeeld.
Deze vondst is belangrijk om verschillende redenen. Vooreerst is het de eerste keer dat een origineel laatmiddeleeuws bedevaartsinsigne betreffende de cultus van Sint-Hermes, patroonheilige van de geesteszieken, ontdekt is. De voorstelling van de heilige is een belangrijke aanvulling bij de gekende iconografie. Zij valt te dateren op een cruciaal moment in de evolutie van de beeldvorming van de heilige. Hermes werd tot ca. 1490 met een schild met dubbelkoppige adelaar afgebeeld. Bij het ruiterbeeld van de heilige in de Sint-Hermesbasiliek, daterend uit 1507-1508, wordt dat schild als een apart element weergegeven. De huidige archeologische vondst dateert zowel stratigrafisch als iconografisch daar tussenin, ca. 1500. We zien quasi dezelfde voorstelling als in 1490, maar met schild afgescheiden naast de figuur. Het vroegste stadszegel met de dubbelkoppige adelaar dateert eveneens uit het begin van de 16e eeuw. Er kan met steeds meer zekerheid gesteld worden dat het stadswapen van Ronse voortkomt uit het afsplitsen van dat ene element van de wapenuitrusting van Sint-Hermes.
Door deze unieke vondst kunnen we dus een link leggen met de Sint-Hermesbasiliek en de functie van de Vrijheid als bedevaartsoord. Een traditie die tot de dag van vandaag voortleeft in de jaarlijkse Fiertelommegang, waarbij de eerste zondag na Pinksteren het schrijn met de Sint-Hermesrelieken in een processie rondom de grenzen van Ronse wordt gedragen. De traditie wil dat iedereen die zich hierbinnen bevindt, zo beschermd wordt tegen geestesziekten.
Kaatsspelplein, Kleine Markt en Cypriaan de Rorestraat
Binnen en buiten het kerkhof
Dit gebied is te verdelen in twee zones, van elkaar gescheiden door de kerkhofmuur. Deze loopt diagonaal over de Kleine Markt en dateert vermoedelijk uit de 15e-16e eeuw. Onder en naast de muur kwamen enkele grachten (14e-15e eeuw) tevoorschijn, wellicht voorlopers van de kerkhofmuur die de begraafplaats begrensden. De zone binnen de kerkhofmuur, voor de ingang van de basiliek, deed dienst als begraafplaats. Ter hoogte van de toegangstrap tot de basiliek ontdekten de archeologen ook een aantal klokkenovens. De bronzen klokken werden ter plaatse gegoten en nadien in de toren van de Sint-Hermesbasiliek gehesen (zie verder).
Kapittelhuis
Op het Kaatsspelplein zijn de funderingen van het kapittelhuis blootgelegd, de plaats waar het kapittel, dat de Vrijheid bestuurde, resideerde. Het gebouw dateert in oorsprong uit de 12e eeuw maar de aangetroffen muren behoren tot de 17e-eeuwse fase van het gebouw.
Middeleeuwse straten
Onder het resterende deel (buiten het kerkhof) van het Kaatsspelplein, de Kleine Markt en de Cypriaan de Rorestraat is een opeenstapeling van straatniveaus, ophogingslagen en brandlagen uit de periode van de 15e tot de 18e eeuw aanwezig. Vanaf de 15e eeuw legde men er straten en pleinen aan en kreeg het gebied vermoedelijk het uitzicht zoals we het kennen van de historische kaarten. Wanneer een bepaald wegdek in onbruik geraakte, hoogde men telkens het niveau op en voorzag men een nieuwe verharding in ijzerzandsteen. Tussen de stenen vinden de archeologen tal van metalen ‘verloren voorwerpen’ terug: munten, rekenpenningen, pelgrimsinsignes, allerhande kleine gebruiksvoorwerpen… De brandlagen bevatten enorme hoeveelheden verbrand bouwmateriaal. Deze lagen zijn in relatie te brengen met verschillende stadsbranden die Ronse teisterden van de 15e tot de 18e eeuw.
Begijnhof
In het noordwestelijk gedeelte van de Kleine Markt kwamen onder de straatniveaus meerdere muren in ijzerzandsteen tevoorschijn. Ze maken waarschijnlijk deel uit van het begijnhof. Een verwijzing hiernaar vinden we terug in de zogenaamde Begijnhofstraat, vlakbij de Kleine Markt. Volgens de historische bronnen bestond het begijnhof van het einde van de 14e tot het einde van de 15e eeuw.
Oudere sporen
De oudste archeologische sporen in deze zone zijn verscheidene grachten en (afval?)kuilen. Ze gaan terug tot de 13e-14e eeuw. Ze dateren dus vóór de aanleg van de straten vanaf de 15e eeuw en getuigen van een andere indeling en functie van dit deel van de Vrijheid. Verder onderzoek is nodig om hier een beter zicht op te krijgen.
Schipstraat en Begijnhofstraat
Smalle straatjes…
Ondanks de smalle straatjes boden ze toch heel wat potentieel. Beide zijn van oudsher gekend van de historische kaarten. De Schipstraat is vernoemd naar de herberg Het Schip ter hoogte van Café Centrum. De Begijnhofstraat (vroeger Bagijne- of Begijnestraatje) verwijst naar het vroegere begijnhof in de omgeving. Beiden verbinden de Kleine Markt met de Wijnstraat die de westelijke grens van de Vrijheid vormt. Op een kaart uit 1623 is de Wijnstraat als ‘Langhe greppe’ benoemd. Dit doet ter hoogte van de huidige Wijnstraat de aanwezigheid van een gracht vermoeden die de Vrijheid op deze locatie afbakende. De begrenzing van de Vrijheid wordt in 1315 immers omschreven als bestaande uit ‘des hayes et de fosses’ (hagen en grachten).
Langhe greppe
In de Begijnhofstraat is parallel met de Wijnstraat een omvangrijke gracht gevonden. De opgevulde gracht loopt verder onder de oostelijke huizenrij langs de Wijnstraat. Wanneer de gracht exact gegraven werd, is voorlopig onduidelijk. Door het aangetroffen aardewerk weten de archeologen dat de gracht zeker in de 15e-16e eeuw – en mogelijk zelfs vroeger – reeds opgevuld was en uit het stadsbeeld verdween. Vermoedelijk gaat het hier om de ‘Langhe greppe’, de westelijke grens van de Vrijheid. In de Schipstraat, daarentegen, was deze gracht niet aanwezig. Mogelijk was er op deze plaats een onderbreking, misschien omdat de Schipstraat van bij de oprichting van de Vrijheid reeds als toegangsweg in gebruik was.
Straatniveaus en begijnhof
In de Schipstraat zijn dezelfde straatniveaus terug te vinden als op de Kleine Markt. Naar analogie zijn de oudste niveaus waarschijnlijk ook in de 15e-16e eeuw te plaatsen. Oudere sporen onder de straatniveaus zijn niet aanwezig. In de Begijnhofstraat zijn de straatniveaus vermoedelijk deels recenter. Een mogelijke reden is de aanwezigheid van het begijnhof in de late middeleeuwen (einde 14e tot einde 15e eeuw), wat ervoor zorgde dat de Begijnhofstraat zelf later is ontstaan. Onder de straatniveaus in de Begijnhofstraat zijn verschillende afvalkuilen aangetroffen die talrijke archeologische vondsten uit de 15e-16e eeuw bevatten, vermoedelijk te linken aan het begijnhof.
Kerkhofweg, Sint-Martensstraat en parking achter het stadhuis
Kerkhof
Langs de zuidoostelijke hoek van de Sint-Hermesbasiliek troffen de archeologen een complexe opeenvolging van lagen aan. De oudste sporen zijn verschillende grachten. Ze volgen een traject net ten zuiden van het koor van de basiliek in de richting van de Molenbeek. Waarschijnlijk zijn ze ten laatste in de 14e-15e eeuw opgevuld. De archeologen interpreteren ze als kerkhofgrachten die het domein (kerkhof) rond de vroegere kapittelkerk (Sint-Hermesbasiliek) begrensden. Ze zijn ongetwijfeld in verband te brengen met de verschillende romaanse en gotische bouwfasen van de basiliek. Zoals reeds vastgesteld werd op de Kleine Markt, dempt men deze grachten, vervangt men ze door een (bakstenen) muur en legt men buiten het kerkhof verharde straatniveaus aan. Dit proces voltrok zich waarschijnlijk in de 15e-16e eeuw. De kerkhofmuur volgt hetzelfde tracé als de voorgaande grachten en is enkele keren verbouwd in de postmiddeleeuwse periode (16e-19e eeuw).
Sint martens kercke
De kerkhofmuur loopt verder richting de Passage, de vroegere Sint-Martinuskerk. Ter hoogte van de huidige parking vonden de archeologen het verdwenen koor van de kerk. Deze bouwfase dateert uit 1829. De geschiedenis van het gebouw gaat echter terug tot minstens het midden van de 11e eeuw toen door de kanunniken twee hulpkerken voor de toenmalige kapittelkerk (huidige Sint-Hermesbasiliek) werden opgericht, waaronder de Sint-Martinuskerk. Deze fungeerde als parochiekerk voor de handelsnederzetting rond de Grote Markt. Het patrocinium van de kerk wijst op een zeer oude stichting, mogelijk een devotiekapel uit de 7e eeuw. Van de 11e-eeuwse fase bleef bovengronds niets bewaard. In de 15e eeuw vernieuwt men het gebouw tot een hallenkerk. Als gevolg van de bevolkingstoename in de stad op het einde van de 18e eeuw breidde men de kerk uit met een derde zuidbeuk in 1807 en een imposant transept en onderkelderd koor in 1829. De archeologen konden het noordelijk deel van het transept en koor quasi volledig in kaart brengen.
Sporen uit de volle middeleeuwen
Het gebied van de parking achter het stadhuis werd in de postmiddeleeuwse periode sterk opgehoogd, voornamelijk in de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw. Het terrein helde oorspronkelijk veel sterker af vanaf de Sint-Martinuskerk richting het oosten. Centraal op de parking vonden de archeologen een cluster van kuilen en paalsporen (plaatsen waar oorspronkelijk een houten paal van een gebouw stond). De vondsten hieruit dateren in de volle middeleeuwen (10e-12e eeuw). Het gaat om scherven in aardewerk van zogenaamde kogelpotten, deze gebruikte men onder andere om voedsel te bereiden. Het lijkt erop dat de archeologen een zone hebben aangesneden met een of meerdere houten gebouwen uit de 10e-12e eeuw. Het is de eerste keer dat in dit gedeelte van de Vrijheid sporen uit de volle middeleeuwen zijn aangetroffen. Bij vroeger onderzoek manifesteerden sporen uit deze periode zich vooral in de omgeving van de Sint-Hermesbasiliek. De aanwezigheid van deze sporen onder de parking opent perspectieven naar de vele vragen omtrent het ontstaan en de evolutie van de Vrijheid in deze vroege periodes.
Sint-Martensplein en Sint-Martensstraat
Kerkhofgrachten en kerkhofmuur
In het westelijk deel op het Sint-Martensplein werd een laatmiddeleeuwse kerkhofgracht (14e-15e eeuw) aangesneden. Vermoedelijk gaat het om dezelfde gracht als die op de Kleine Markt. De gracht maakt ter hoogte van ‘Eet-café de Vrijheid’ een rechte hoek en volgt het verdere verloop van de Sint-Martensstraat richting de parking achter het stadhuis. De kerkhofgracht is meerdere keren opgevuld en heruitgegraven. De laatste ‘fase’ van de gracht is opgevuld met puin van verbrand (bouw)materiaal, waarschijnlijk afkomstig van één van de grote stadsbranden die Ronse in de loop van de 15e-16e eeuw gekend heeft. Het is in deze periode dat de gracht definitief wordt opgevuld en vervangen door een stenen kerkhofmuur. Deze muur volgt eenzelfde verloop als de oudere gracht. De muur bestaat uit baksteen en is vermoedelijk te linken aan de opgegraven muur op de Kleine Markt. Het lijkt er dus op dat de contouren van het grote kerkhof tussen de Sint-Hermes- en Sint-Martinuskerk vermoedelijk reeds sinds de 13e-14e eeuw kwamen vast te liggen en behouden bleven tot de 19e eeuw.
Begravingen
De zone binnen de kerkhofgracht/-muur vormde de begraafplaats van de Vrijheid. Bij de meeste begravingen gebruikte men een houten kist, de meest voorkomende begraafwijze in de late- en postmiddeleeuwse periode (13e-18e eeuw). Bij enkele graven op het Sint-Martensplein was geen kist aanwezig, maar groef men een kuil in de vorm van het lichaam van de overledene, zogenaamde antropomorfe graven. Dit type begraving komt het meest voor in de 10e-12e eeuw. Onder het voetpad aan de basis van de toren van de vroegere Sint-Martinuskerk ontdekten de archeologen een ossuarium of een knekelhuisje. Dit is een gebouwtje op het kerkhof waar men de menselijke beenderen bewaarde die men aantrof bij het ruimen of delven van (nieuwe) graven.
Buiten het kerkhof
Buiten het kerkhof sluiten de aangetroffen sporen aan bij hetgeen reeds in andere zones is vastgesteld. Er zijn afwisselend verharde straatniveaus, brandlagen en ophogingspakketten aanwezig, vanaf de 15e eeuw. Onder de oudste straatniveaus bevinden zich tal van kuilen, mogelijk ontginningskuilen die men nadien opvulde met afval. Deze dateren doorgaans in de 13e-14e eeuw en getuigen van een andere indeling van de Vrijheid.
In de Sint-Martensstraat, vlakbij het Franklin Rooseveltplein, gingen de archeologen op zoek naar de begrenzing van de Vrijheid. Volgens de historische bronnen was de Vrijheid in de middeleeuwen afgebakend door een gracht. Deze was reeds aangetroffen in de Begijnhofstraat. Een gelijkaardige gracht is tijdens de opgraving ter hoogte van het Franklin Rooseveltplein echter niet aan het licht gekomen. Het is mogelijk dat de gracht verder op het Rooseveltplein gelegen is, anderzijds is het niet uit te sluiten dat er op deze locatie een onderbreking in de gracht was omdat deze straat van oudsher een toegang tot de Vrijheid was.
Ten oosten van de Passage werd op de parking achter het stadhuis het zuidelijk deel van het verdwenen koor van de oude Sint-Martinuskerk vrijgelegd. Eerder was het noordelijke deel al opgegraven. Daarnaast zijn ook de fundamenten van de Sint-Martinuspastorie uit de 17e eeuw aangesneden. Deze pastorie werd vermoedelijk in de 19e eeuw afgebroken en vervangen door een nieuw gebouw (huidige Sint-Martensstraat 25).
Kapittelstraat
Kerkhof
Het gebied van de huidige Kapittelstraat maakte integraal deel uit van het kerkhof tussen de Sint-Hermes- en de Sint-Martinuskerk. Maar wie lag daar nu begraven? Leden van vooraanstaande families en geestelijken kregen doorgaans hun eeuwige rustplaats binnen één van de kerken. De meerderheid van de bevolking werd echter op het kerkhof begraven, vrij anoniem zonder opschrift of grafsteen. Opvallend is de hoge densiteit in de Kapittelstraat: de archeologen troffen op een relatief beperkte oppervlakte meer dan 400 graven aan. Het gaat veelal om kistbegravingen. Ze zijn volgens de christelijke traditie west-oost georiënteerd en bestaan uit houten kisten die de stoffelijke resten bevatten. Het hout is meestal vergaan maar de skeletten zijn goed bewaard. In de Kapittelstraat klimmen de oudste graven op tot de 14e eeuw. Aangezien er geen oudere begravingen aanwezig waren, kan dit betekenen dat voordien zowel de Sint-Hermeskerk als de Sint-Martinuskerk elk over een afzonderlijk kerkhof beschikten, dat in een latere fase evolueerde naar een aaneengesloten begraafplaats. Op het einde van de 18e eeuw wordt door de Oostenrijkse keizer Jozef II een verbod uitgevaardigd om nog te begraven in kerken en kerkhoven binnen de stadsgrenzen. Te Ronse neemt men in 1821 de begraafplaats langs de Engelsenlaan in gebruik “en dan wierd verbod gedaen van nog iemand op het kerkhof tusschen de twee kerken te begraeven”. In de loop van de 19e eeuw volgt de sloop van de kerkhofmuur en verdwijnt de begraafplaats na eeuwen uit het stadsbeeld.
Sporen uit de volle middeleeuwen
Op de grens tussen de Kapittelstraat en de Kleine Markt kwamen tal van oudere sporen onder het kerkhof aan het licht. De vondsten wijzen erop dat ze uit de 12e eeuw dateren. Het zijn vooral kuilen en paalsporen die toebehoren aan enkele houten gebouwen vlakbij de toen romaanse Sint-Hermeskerk. Ze getuigen van de vroegste fases van bewoning in de Vrijheid. Dit doet ook vermoeden dat op dat moment de inrichting en bewoning in de Vrijheid anders georganiseerd was dan hetgeen we kennen van het cartografisch beeldmateriaal. Samen met de volmiddeleeuwse sporen onder de parking achter het stadhuis krijgen we een beeld op dit minder gekend deel van de geschiedenis van de Vrijheid.
Kerkhofweg
Kerkhof
Ook de zone tussen de Sint-Hermesbasiliek en het Albert I-park was onderdeel van het grote kerkhof van de Vrijheid. De archeologen ontdekten onder de Kerkhofweg opnieuw een aantal begravingen. Eén ervan is met zekerheid een antropomorf graf (vermoedelijk 10e-12e eeuw). Deze begraafwijze duidt op een grafkuil die wordt uitgegraven in de vorm van het lichaam. De andere begravingen – voornamelijk in houten kisten – dateren uit de late middeleeuwen (13e-15e eeuw) en post-middeleeuwen (16e-18e eeuw). Hoewel de graven verspreid over de volledige sleuf voorkomen, situeren de meeste zich aan de zijde van het Albert I-park. Dichterbij de kerk zijn er opvallend minder begravingen. Een bakstenen muur, parallel met de zuidelijke zijde van de basiliek, vormde wellicht tijdens de post-middeleeuwen de noordelijke grens van het kerkhof.
Grachten
Centraal onder de Kerkhofweg zijn verschillende grachten aanwezig. Er is met zekerheid één grote gracht aangelegd, die meerdere keren is opgevuld en opnieuw is uitgegraven, steeds volgens eenzelfde traject. De grachten lopen parallel met de volledige zuidelijke zijde van de basiliek en maken een rechte hoek in de richting van het westelijke portaal, ze omringen dus de kerk. De vondsten dateert de opvulling van de grachten voornamelijk in de late middeleeuwen (14e-15e eeuw). Mogelijk zijn de grachten in verband te brengen met de romaanse fase (1129-1424) van de Sint-Hermesbasiliek. Hoe ze zich chronologisch en ruimtelijk verhouden tot de laatmiddeleeuwse grachten die het volledige kerkhof tussen de Sint-Hermesbasiliek en de Sint-Martinuskerk afbakenen, is momenteel nog onduidelijk.
Klokkenovens
Voor het westelijke toegangsportaal van de Sint-Hermesbasiliek kwamen reeds in het voorjaar van 2018 enkele klokkenovens aan het licht. Deze zone met ovens zette zich verder richting de Kerkhofweg waar ook enkele ovens zijn aangesneden. Om meer informatie over de datering te krijgen, is samengewerkt met het geofysisch centrum van het Koninklijk Meteorologisch Instituut. Een team kwam langs op het terrein om stalen te nemen van de ovenwand in functie van een archeomagnetisch onderzoek. Dit onderzoek is gebaseerd op het gegeven dat het magnetische noorden doorheen de tijd varieert, de curve hiervan is gekend. In bepaalde archeologische materialen en structuren (zoals bv. een ovenwand) richten ijzeroxiden zich boven een bepaalde temperatuur naar het op dat ogenblik heersende aardmagnetische noorden. Door deze gegevens te vergelijken met de gekende curve van het magnetische noorden, kan men de periode vaststellen waarin de ovens gestookt zijn om klokken te gieten. De archeologen vermoeden dat de ovens uit de 15e-16e eeuw dateren. Misschien zijn ze wel te linken aan de laatgotische bouwfase (1424-1526) van de Sint-Hermesbasiliek. Bij het begin van de 15e eeuw trok men immers de imposante klokkentoren op.
Sporen uit de volle middeleeuwen
In het westen grenst de Kerkhofweg aan de Kapittelstraat. Daar waren reeds sporen aan het licht gekomen die minstens tot de 12e eeuw teruggaan (zie hoofdstuk Kapittelstraat). Het zijn vooral paalsporen, kuilen en grachtjes. Kortom, een plaats waar destijds enkele houten gebouwen stonden. Deze zone met sporen zet zich verder richting de Kerkhofweg en de Sint-Hermesbasiliek. Een aantal vondsten toont aan dat het hier mogelijk niet enkel om sporen uit de volle middeleeuwen (10e-12e eeuw) gaat. De archeologen deden ook enkele vondsten uit de Karolingische periode (9e eeuw). Bij de verdere uitwerking van de opgravingsgegevens zal de relatie van deze sporen met de oudere fases van de Sint-Hermesbasiliek moeten blijken.