Oudenaarde - Onze-Lieve-Vrouwehospitaal
Stad Oudenaarde wenst restauratiewerken uit te voeren in het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal. Het complex van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal gaat terug tot de gebouwen van de bogaarden die de plek aan het einde van de 14de eeuw verplicht moesten verlaten. De kapel is een van de oudste structuren van de site en gaat waarschijnlijk terug tot de 13de eeuw. Het koor van de kapel draagt een bouwsteen die gedateerd is in 1409. In de loop van de daaropvolgende eeuw(en) vinden talrijke verbouwingswerken plaats aan het complex. Het is tot vandaag niet duidelijk in welke mate de oude complexen van de bogaarden opgenomen zijn of ze volledig vervangen zijn door nieuwe structuren.
Het proefputtenonderzoek en de opgraving heeft kunnen aantonen dat er zowel in de zuidelijke pandgang als in de zuidelijk gelegen vleugel, onder de huidige vloer een oudere vloer bewaard was. Deze goed bewaarde bakstenen kepervloer dateert uit de 16de- 17de eeuw. Deze kepervloer is in de 19de eeuw doorsneden door de insteek van de zuidelijke pandmuur. Nadien is over de insteek een ophogingspakket puin gestort, waarop de huidige vloer is gelegd. De ophogingslaag dateert uit de 19de eeuw en kan gelinkt worden aan gekende renovatiewerken onder leiding van A. Vossaert.
In proefput IV is een baksteen muurfragment met gebogen uiteinde teruggevonden. Op de binnenkant van de muur hing pleister, wat in combinatie met de puinige laag, impliceert dat er onder de huidige vloer een kelder ligt. De vloer die in de andere putten is gevonden, is hier niet aangetroffen. Het feit dat er van deze kelder niets meer te zien is in het huidige plan, wijst er op dat de structuur sterk gewijzigd is in vergelijking met vroeger. De oriëntatie van de kelder laat dit ook vermoeden.
Buiten de kapel zijn in een werkput op een beperkte oppervlakte en op een beperkte diepte in totaal 26 skeletten (gedeeltelijk tot volledig bewaard) opgetekend, vermoedelijk uit de 16de-17de eeuw. Begraven in een grafkuil zijn ze, naar Christelijke gewoonte, met het hoofd naar het Westen en de voeten naar het Oosten georiënteerd, de handen gevouwen op de borstkas of de buik, of langs het lichaam. Slechts één begraving wijkt af van de norm: met het hoofd naar het Oosten gericht, is de overledene op de buik begraven. Hoewel de historische bronnen en kaarten geen blijk geven van het bestaan van een kerkhof rond de kapel, hoeft de aanwezigheid van begravingen niet te verbazen. Sedert de 14de eeuw was op deze locatie immers een hospitaal gevestigd, bestierd door zusters bernardinnen. De kapel zelf diende als ziekenzaal. De vraag stelt zich nu of de overledenen zieken waren, dan wel zusters. Naast begravingen zijn eveneens twee afvalkuilen opgetekend. Rijk aan aardewerk, schelpen en dierlijk bot, voornamelijk afkomstig van vissen, kunnen deze kuilen ons meer vertellen over het dieet van de zusters, hetzij van de patiënten.